Nieuwe ministeriële richtlijn: sneller vermisten vinden in digitaal tijdperk
In 2021 waren er 863 onrustwekkende verdwijningen in ons land. Daarvan raakte 93,6% opgelost en werden 680 vermisten levend teruggevonden. Ten opzichte van 2020 waren er 10% meer verdwijningen, maar nog steeds 9% minder dan in het pre-coronajaar 2019. Het aantal lichamen (20) dat in het water werd aangetroffen, is wel verdubbeld ten opzichte van 2020 en dat is een gevolg van de overstromingen in Wallonië. Afgelopen donderdag verspreidde vice-eersteminister en minister van Justitie Vincent Van Quickenborne een geactualiseerde ministeriële omzendbrief naar de parketten, politiediensten en Cel Vermiste Personen met als doel verdwijningen nog sneller op te lossen. De omzendbrief is nu beter afgestemd op het digitaal tijdperk met bijvoorbeeld richtlijnen rond open bronnenonderzoek via sociale media.
De Cel Vermiste Personen is een gespecialiseerde steundienst van de Federale Politie en werd opgericht in 1995. De Cel komt in actie bij onrustwekkende verdwijningen, ter identificatie van niet-geïdentificeerde lichamen of lichaamsdelen en ter identificatie van patiënten met geheugenverlies. Sinds de oprichting behandelde de Cel Vermiste Personen intussen 30.231 dossiers van onrustwekkende verdwijningen. Daarvan raakten 29.434 dossiers of 97,3% opgelost, waarvan 25.869 personen die nog leefden op het ogenblik dat ze gevonden werden. In de overige 3.565 gevallen viel helaas een overlijden te betreuren.
Opnieuw meer verdwijningen in 2021
In 2021 waren er in ons land 863 onrustwekkende verdwijningen. In 93,6% van de gevallen raakte de verdwijningszaak opgelost en 680 vermisten werden levend teruggevonden. Het aantal onrustwekkende verdwijningen blijkt met 10% gestegen ten opzichte van 2020 maar ligt nog steeds 9% lager dan in 2019. Bij verdwijningscijfers is het steeds moeilijk om concrete oorzaken van tendensen te bepalen. De coronapandemie en -maatregelen kunnen het lager aantal verdwijningen in 2020 wel deels verklaren, alsook de stijging in 2021 door soepelere maatregelen.
Verdubbeling van aantal lichamen te water door overstromingen
In 2021 hield de Cel Vermiste Personen 57 keer een zoekactie op of in het water. Op die manier werden 80 voertuigen gedetecteerd en uit het water gehaald en 20 lichamen van vermiste personen in het water aangetroffen. Dat laatste is een verdubbeling ten opzichte van 2020, toen er 10 lichamen uit het water werden gehaald. Die verdubbeling is te wijten aan de verwoestende overstromingen in Wallonië in juli, die 41 mensenlevens eisten. De Cel Vermiste Personen coördineerde de zoekacties naar de slachtoffers. In samenwerking met het Disaster Victim Identification Team, de Directie Hondensteun, de Federale Gerechtelijke Politie Luik en de lokale politiezones vond de Cel Vermiste Personen 39 lichamen terug. Ook bij de zaak Jürgen Conings hielp de Cel Vermiste Personen een maand lang meezoeken, tot het lichaam gevonden werd.
Operatie Kerkhof
Vandaag staan nog steeds 797 personen geseind als onrustwekkend vermist. De oudste dossiers dateren van de jaren ’70 en ’80 en zijn inmiddels zogenoemde ‘cold cases’ geworden, omdat er al jarenlang geen nieuwe sporen meer zijn opgedoken. Daartegenover staat dat er doorheen de laatste decennia ook heel wat niet-geïdentificeerde levenloze lichamen zijn aangetroffen. Toen die lichamen begraven werden, bestonden de hedendaagse technieken om DNA op te sporen nog niet. Het is best mogelijk dat heel wat oude verdwijningszaken opgelost raken dankzij nieuwe DNA-stalen van niet-geïdentificeerde lichamen.
Zo is de Cel Vermiste Personen in 2021 onder leiding de parketten en in samenwerking met het Disaster Victim Identification Team en de Civiele Bescherming gestart met Operatie Kerkhof. Daarbij worden systematisch niet-geïdentificeerde lichamen opgegraven op begraafplaatsen in het hele land, met het oog op het afnemen van een DNA-staal. De actie startte in West-Vlaanderen met 35 opgravingen. De stalen werden toegevoegd aan de DNA-databanken van het Nationaal Instituut voor Criminalistiek en Criminologie (NICC). Op die manier is het mogelijk om bepaalde vermisten via het DNA van hun aanverwanten te koppelen aan DNA van opgegraven stoffelijke overschotten. Het hoofddoel is uitsluitsel over het lot van de vermiste te geven aan familieleden en nabestaanden.
Sinds de opstart van Operatie Kerkhof zijn in West-Vlaanderen momenteel 35 dossiers behandeld of nog in behandeling. In 2 gevallen hebben de opgravingen geleid tot een positieve identificatie. Zo is in Oostende in 2006 een onderlichaam gevonden waarvan nu blijkt dat het om een Tsjetsjeense man gaat die in 2005 vermist raakte. In 1986 werd op het strand in Bredene een vrouwenlichaam gevonden waarvan de Cel Vermiste Personen nu vaststelde dat het om een Nederlandse dame ging. De voorbereiding voor verdere stappen in Operatie Kerkhof wordt op dit moment aangevat met 9 dossiers voor het arrondissement Leuven en 8 dossiers voor de provincie Limburg.
Nieuwe ministeriële richtlijn
In samenwerking met het College van Procureurs-Generaal en alle andere actoren, heeft vice-eersteminister en minister van Justitie Vincent Van Quickenborne afgelopen donderdag een ministeriële omzendbrief uitgebracht met betrekking tot het opsporen van vermiste personen. De richtlijn geeft een gedetailleerde beschrijving weer van de taken die uitgevoerd moeten worden bij elke verdwijning, evenals in het geval van meer specifieke verdwijningen zoals die van minderjarigen, ouderen, geïnterneerden, Belgen in het buitenland en bij internationale kinderontvoering door ouders. De vorige ministeriële richtlijn dateerde van 2002. Sindsdien is onze maatschappij echter aan een razendsnel tempo veranderd en gedigitaliseerd.
De procedures rond het gebruik van de media en sociale media tijdens onderzoek staan nu expliciet beschreven, net zoals hoe opsporingsmethodes via open bronnen op het internet kunnen bijdragen aan een succesvolle opsporing. Iedereen laat namelijk sporen achter op het internet en sociale mediaplatformen. Ook de wetenschap inzake opsporingsmethoden staat veel verder dan in 2002 en eveneens op vlak van slachtofferhulp is er in twintig jaar tijd veel veranderd. De nieuwe ministeriële richtlijn verfijnt de te volgen procedures tussen alle partners zoals de parketten, federale politie, lokale politie, Child Focus, de Cel Vermiste Personen en meer. Daarnaast is in de omzendbrief meer belang gehecht aan de opvang van en hulp aan de naasten van vermiste personen.
De ministeriële richtlijn kan gezien worden als een update van een lange checklist om verdwijningsdossiers sneller en menselijker af te handelen. Het doel is de kansen om vermisten veilig terug te vinden te vergroten.
Vincent Van Quickenborne, vice-eersteminister en minister van Justitie: “Mensen die met een vermist familielid te maken krijgen, maken verschrikkelijke momenten van onzekerheid en gemis door. Op deze Internationale Dag van de Vermiste Kinderen wil ik van de gelegenheid gebruik maken om de mensen van de Cel Vermiste Personen te bedanken voor hun dagelijkse inzet om families opnieuw te herenigen, net zoals alle andere actoren die meezoeken naar vermiste medeburgers en kinderen. Bij de overstromingen in Wallonië en Operatie Kerkhof hebben we nog maar eens gezien hoe doortastend ze te werk gaan.”
Alain Remue, diensthoofd Cel Vermiste Personen: “Bij verdwijningen zijn er niet echt trends, want elke verdwijning is anders. Maar het gaat altijd om iemand die gemist wordt. Daarom doen we ons uiterst best om een vermiste zo snel mogelijk terug te vinden. We werken systematisch verder, met veel partners en op veel fronten, af en toe in de spotlights, vaak in de schaduw. Het is soms een werk van lange adem, maar met resultaat.”
Perscontact:
Edward Landtsheere
Woordvoerder
+32 479 44 93 29