De bepalingen in het Strafwetboek rond spionage en buitenlandse inmenging zijn gedateerd. Sterker nog, begrippen zoals ‘in oorlogstijd’ en ‘de vijand’ zorgen ervoor dat sommige feiten van spionage en buitenlandse inmenging strikt gezien niet strafbaar zijn in ons land. Daar wil minister van Justitie Vincent Van Quickenborne verandering in brengen. In het ontwerp van het nieuwe Strafwetboek, dat door de ministerraad werd goedgekeurd, worden de artikelen met betrekking tot spionage en buitenlandse inmenging in overeenstemming gebracht met de huidige internationale en geopolitieke context. Op spionage en buitenlandse inmenging zullen straffen staan tot respectievelijk 10 en 5 jaar celstraf, al kunnen verzwarende bestanddelen tot hogere straffen leiden. Er wordt ook een nieuwe bepaling voorzien die inmenging door een buitenlandse mogendheid in onze besluitvorming strafbaar stelt.
De artikelen in het Strafwetboek rond spionage en buitenlandse inmenging dateren uit de tijd van het interbellum en de Tweede Wereldoorlog. In de teksten wordt systematisch verwezen naar militaire conflicten, defensiesituaties, oorlogstijd en de vijand. Ons land bevindt zich sinds 1945 echter niet meer in officiële staat van oorlog met een ander land, waardoor spionnen op dit moment in de praktijk maar moeilijk bestraft kunnen worden. In de huidige vorm zijn de bepalingen met andere woorden onbruikbaar, terwijl we weten dat er in ons land heel wat spionage- en inmengingsactiviteiten plaatsvinden onder meer door de aanwezigheid van de Europese instellingen en het NAVO-hoofdkwartier. Het dossier inzake corruptie in het Europees Parlement, bewijst dit eens te meer.
Justitie kan weliswaar andere tenlasteleggingen hanteren om feiten van spionage en buitenlandse inmenging te vervolgen en te berechten, afhankelijk van secundaire misdrijven. Dit gaat bijvoorbeeld om inbreuken tegen de classificatiewet, bendevorming, informaticabedrog, corruptie en meer. De voorziene straffen voor deze misdrijven komen echter niet altijd overeen met de strafmaten die de wetgever destijds beoogde bij het invoeren van strafbaarstellingen rond spionage en inmenging. Dat men andere tenlasteleggingen moet aanwenden, omdat de bepalingen in het Strafwetboek archaïsch zijn, strookt niet met de morele appreciatie van inmenging en spionage als een strafbaar feit an sich.
Buitenlandse spionnen worden thans meestal op diplomatieke wijze uit het land gezet. Het vergt namelijk veel tijd en doorgedreven onderzoek om activiteiten van spionage en inmenging juridisch te bewijzen, terwijl er net snel gehandeld moet worden bij aanwijzingen van spionage. Ook wordt informatie over spionnen vaak aangeleverd door inlichtingendiensten. Deze gevoelige informatie, soms uit het buitenland, moet vaak vertrouwelijk blijven en kan niet altijd worden aangewend bij strafrechtelijke procedures. Het geheim houden van deze informatie tijdens een proces zou dan weer de rechten van de verdediging schenden.
Toch moet Justitie in de toekomst bij duidelijke gevallen van spionage en buitenlandse inmenging rechtstreeks kunnen bestraffen, zeker in het licht van de huidige geopolitieke dreigingen en corruptieschandalen. De Brusselse procureur-generaal onderstreepte in 2018 in zijn mercuriale reeds het belang van een effectieve strafbaarstelling van activiteiten van spionage. De procureur-generaal stelde dat spionage in België en Brussel concreet aanwezig is, ons wettelijk strafarsenaal om spionagemisdrijven te vervolgen zeer gedateerd is en de artikelen moeten aangepast worden aan de hedendaagse maatschappij en de realiteit.
Wetsontwerp voor effectieve bestraffing
In het ontwerp van het nieuw Strafwetboek dat door de ministerraad werd goedgekeurd, laat minister van Justitie Van Quickenborne de artikelen met betrekking tot spionage en buitenlandse inmenging in overeenstemming brengen met de huidige internationale en geopolitieke context. Hiervoor werd beroep gedaan op de juridische expertise van de Veiligheid van de Staat (VSSE) en De Algemene Dienst Inlichting en Veiligheid (ADIV).
De strafbepalingen werden herschreven zodat ze altijd gebruikt kunnen worden en niet enkel in oorlogstijd of louter ten aanzien van personen uit zogeheten vijandelijke landen. De definities van spionage en buitenlandse inmenging zijn aangepast aan de definities zoals beschreven in de organieke kaderwet van 30 november 1998 betreffende de inlichtingen- en veiligheidsdiensten. Deze harmonisering zorgt voor eenduidigheid en minder procedurele obstakels bij vervolging.
Spionage
Het doorgeven, bekendmaken, reproduceren of ontvangen van een staatsgeheim kan worden veroordeeld, net zoals pogingen daartoe of het voorbereiden hiervan. Op deze feiten van spionage zullen straffen staan van niveau 4, volgens de indeling van het nieuw Strafwetboek: van 5 tot 10 jaar celstraf. Er wordt tevens voorzien in een duidelijke definitie van staatsgeheimen: voorwerpen, plannen, documenten of inlichtingen die geheim moeten worden gehouden aangezien hun bekendmaking de nationale veiligheid kan aantasten. Dat is ruimer dan enkel de wet op de classificatie van documenten.
Inmenging
Ook het begrip ‘inmenging’ wordt geactualiseerd. Het toepassingsgebied wordt expliciet uitgebreid van ‘het Rijk’, wat enkel slaat op de Belgische soevereiniteit als land, naar de internationale betrekkingen. Hiermee komen ook de Europese instellingen en de NAVO in beeld. Iedereen die actief, clandestien en zonder medeweten van de Belgische overheid democratische besluitvormingsprocessen probeert te beïnvloeden, met als doel de nationale belangen te schaden, zal vervolgd kunnen worden. Dit kan gaan
om het beïnvloeden van onder andere verkiezingsresultaten, parlementaire stemmingen en gunningen van overheidsopdrachten vanuit het buitenland. Het is ook van toepassing op personen die in ons land, in opdracht van een buitenlandse staat, zich laten beïnvloeden of anderen beïnvloeden met onwettige of frauduleuze middelen. Op feiten van spionage zullen straffen staan van niveau 3, volgens de indeling van het nieuw Strafwetboek: van 3 tot 5 jaar celstraf.
Zowel voor spionage als buitenlandse inmenging kunnen tot zwaardere straffen van een hoger strafniveau leiden indien er sprake is van verzwarende bestanddelen. Dit kan bijvoorbeeld gaan om corruptie of afpersing.
Vincent Van Quickenborne, minister van Justitie: “In de huidige geopolitieke context is het van groot belang om spionage en buitenlandse inmenging effectief te vervolgen. Het onderzoek naar mogelijke omkoping in het Europees Parlement dat de Belgische Justitie voert, bewijst dit eens te meer. Hoewel er andere tenlasteleggingen zijn om deze wanpraktijken te vervolgen, zorgen archaïsche voorwaarden en omschrijvingen in het Strafwetboek ervoor dat de bepalingen rond spionage en buitenlandse inmenging de facto onbruikbaar zijn. Die baden namelijk nog in een oorlogssfeer. De aanpassingen die we doorvoeren moet de bestaande wetten opnieuw tanden geven. De nieuwe bepalingen moeten ons land – maar ook de Europese Unie en andere internationale instellingen in ons land – nog meer wapenen tegen buitenlandse inmengingen spionage.”